Dit artikel verscheen in de negende editie van National Geographic Magazine 2021
Joe Hunter droomde altijd al van de brandweer. Als jochie van vier reed hij in zijn trapautootje naar de hoek van de straat wanneer de rode wagens met loeiende sirenes voorbijraasden. Op zijn elfde speelde hij oefeningen na met een ladder en een tuinslang. Vriendjes die daar lacherig over deden, konden gelijk vertrekken. Hij begon als vrijwilliger bij de brandweer, volgde een opleiding bij de New York City Fire Department en was getraind om hulp te bieden na terroristische aanslagen en in ingestorte gebouwen te zoeken naar slachtoffers. Als zijn moeder ongerust was, zei hij tegen haar: ‘Mocht het ooit misgaan, dan moet je weten dat ik dit geweldig werk vond.’
Achttien dagen voor zijn 32ste verjaardag kwam brandweerman Joseph Gerard Hunter van FDNY Squad 288 om het leven tijdens de ontruiming van de zuidtoren van het World Trade Center. Hij was een van de 2977 slachtoffers die de dodelijkste terroristische aanslag ooit op Amerikaanse bodem, op 11 september 2001 gepleegd door Al Qaida, niet zou overleven. In februari 2002 vonden bergingswerkers op Ground Zero een helm van Squad 288 met Hunters badgenummer erop. ‘Helemaal verwrongen natuurlijk,’ zegt Teresa Hunter Labo, Hunters zus. Toch is de familie er blij mee, want ‘verder hebben we niets van wat hij die dag bij zich droeg’. In de twintig jaar na die bewuste dag zijn er monumenten opgericht op de rampplek in New York, bij het Pentagon vlak bij Washington, D.C. en in een grasveld in Pennsylvania. Op al die plekken zijn voorwerpen gevonden die herinneren aan specifieke details van deze tragedie.
In het 9/11 Memorial & Museum in New York worden ruim zeventigduizend objecten bewaard die verhalen vertellen van slachtoffers, hulpverleners en overlevenden. Heel kleine, zoals een diamanten ring, maar ook kolossale, zoals een verpulverde brandweerwagen. Een groot deel van deze erfenis bestaat uit alledaagse gebruiksvoorwerpen, zoals het deksel van een broodtrommel waar een lunch in zat voor wat een doorsnee dinsdag had moeten zijn. Juist die simpele spulletjes spreken boekdelen. Joe Hunters familie heeft zijn brandweerhelm ter nagedachtenis aan het museum geschonken. ‘Daar hoort hij thuis,’ zegt zijn zus. De helm ligt tussen duizenden andere voorwerpen, doodgewoon maar veelzeggend, als stille getuigen van de geschiedenis.
Heilig stof
Nadat hij hoorde dat het World Trade Center was aangevallen, graaide vrijwillige ambulancebroeder Greg Gully uit New Jersey zijn spullen bij elkaar en reed hij naar de TWIN TOWERS. Hij deelde stofmaskers uit aan geëvacueerden, bood eerste hulp en bleef vier dagen helpen om het puin te doorzoeken. Toen Gully eindelijk thuiskwam, hing hij zijn broek, die onder het stof zat, aan een hangertje en deed er een handgeschreven briefje bij: ‘Broek gedragen op 11-9-01 bij het WTC. NIET WASSEN graag. In de as zitten RESTEN VAN OVERLEDENEN. God hebbe hun ziel!’
Bergingswerkers zijn negen maanden bezig geweest om het puin van Ground Zero af te voeren en te doorzoeken op stoffelijke resten. In 2006 werd er nogmaals gezocht naar mogelijke resten op de plek waar de gebouwen van het World Trade Center hadden gestaan. Tussen de gevonden spullen werden veel alledaagse voorwerpen gevonden:
Levend begraven
John McLoughlin en vier collega’s van de Port Authority Police brachten reddingsmaterieel naar de Twin Towers toen ze werden bedolven onder de instortende zuidtoren. Een halfuur later kwam ook de noordtoren naar beneden. TWEE van hen OVERLEEFDEN de ramp: McLoughlin, een veteraan met 21 jaar ervaring, en William Jimeno. Terwijl ze op zo’n vijf meter van elkaar vastzaten onder het puin, praatten ze over hun familie en spraken ze elkaar moed in. Toen ze tegen de avond stemmen hoorden, riepen ze net zo lang tot ze werden gevonden. Jimeno zat dertien uur lang vast onder het puin, McLoughlin werd pas na 22 uur bevrijd. Zijn politiebadge droeg McLoughlin toen nog (een gekoesterd bezit dat hij heeft laten inlijsten), net als deze laarzen.
telt dat zijn vader de laarzen, waarvan de zolen waren vergaan, bijna had weggegooid. In plaats daarvan schonk de familie ze aan het 9/11 Memorial & Museum. McLoughlin LEVEND BEGRAVEN werd zes weken lang in coma gehouden, onderging meer dan dertig operaties en kampt nog altijd met gezondheidsklachten. Hij is nu 68 en doet vrijwilligerswerk bij de padvinderij.
Plichtsgetrouw
Rosemary Smith liep 57 verdiepingen naar beneden door een trappenhuis vol rook om uit de noordtoren te ontsnappen – in 1993, na een bomaanslag op het World Trade Center. Sindsdien was ze SOMS BANG om in het gebouw te werken, maar Smith hield nu eenmaal van haar werk als telefoniste bij advocatenkantoor Sidley Austin Brown & Wood. Toen haar collega’s op 9/11 het gebouw ontvluchtten, BLEEF SMITH ACHTER om het antwoordapparaat aan te zetten. Ze wist niet op tijd weg te komen en was de enige binnen haar firma die de aanslagen niet zou overleven. Haar horloge werd bij haar lichaam gevonden, op kerstavond 2001.
Op 26 februari 1993 was Smith een van de tienduizenden geëvacueerden uit het World Trade Center, waar een bomexplosie in een parkeerkelder een gat van dertig meter doorsnee in enkele verdiepingen had geslagen. Om te vieren dat ze de terroristische aanslag had overleefd en om zichzelf een hart onder de riem te steken voordat ze weer aan het werk ging in de noordtoren, kocht Smith een cadeautje voor zichzelf: een gouden ring met saffieren en diamanten. Ook die werd na 9/11 in het puin teruggevonden.
Sommige ooit zo alledaagse voorwerpen die op Ground Zero zijn gevonden, herinneren aan inmiddels vervlogen tijden. Zoals het verfomfaaide filmrolletje, dat pas jaren na de eerste bergingswerkzaamheden werd gevonden in Lower Manhattan. Of de resten van een rolodex, een roterende kaartenbak waarin adresgegevens werden bewaard en die destijds tot de standaardinventaris behoorde van veel bedrijven. Sommige kaarten zijn verkoold en gekruld, andere zijn nog steeds leesbaar.
Wil om te leven
Joanne Capestro zal nooit vergeten WAT ZE zag nadat een vliegtuig de noordtoren was binnengevlogen, pal boven haar kantoor op de 87ste verdieping. Mensen die nergens heen konden en hun dood tegemoet sprongen. Heldhaftige brandweerlieden die naar boven renden. Haar vriend, Harry Ramos, die achterbleef om een man te helpen. RAMOS wist NIET te ontkomen. Capestro wel. Eenmaal beneden maakte fotograaf Phil Penman een iconische foto van Capestro en een collega die elkaar vasthielden, verdwaasd en onder het stof. Maanden later wist ze haar leven stapje voor stapje weer op te pakken. Toen een tas werd gevonden die ze in haar kantoor had laten liggen, kreeg ze wat spulletjes terug, waaronder een beschadigde foto van haar neefjes.
De aanslag heeft zijn sporen nagelaten bij Capestro. Lang durfde ze geen voet in een kantoor te zetten, maar nu werkt ze weer. Ook voelde ze zich schuldig dat zij nog leefde, terwijl veel ouders waren omgekomen. Inmiddels heeft ze de kinderen van de man met wie ze in 2018 trouwde in haar hart gesloten. Phil Penman maakte de trouwfoto’s.
Dit artikel verscheen in de negende editie van National Geographic Magazine 2021














